Uit De Geestmolen van april 1997 door Kees Komen

Jongkindlaan

Op 19 november 1964 werd aan een straat in De Hoef de naam Jongkind verbonden.

Schilder, aquarellist, etser en lithograaf Johan Barthold Jongkind, zoon van een douanebeambte, is op 3 juni 1819 geboren in het Overijsselse Latrop (op oude kaarten Latdorp genoemd) bij Denekamp, en overleed in Cóte St.-André bij Grenoble (Frankrijk) op 9 februari 1891. Jongkind bracht zijn jeugd door in Vlaardingen, waarnaar zijn in Brabant geboren ouders kort na zijn geboorte verhuisden. Hij volgde, na een korte 'carrière' als notaris klerk, vanaf zijn achttiende lessenbij Andreas Schelfhout (1787-l870) en op de Tekenacademie in Den Haag. In den Haag betrok Jongkind woonruimte aan de Amsterdamse Veerkade in een huis waar ook Charles Rochussen (1814-1894) woonde, met wie hij bevriend raakte. Rochussen beschreef hem als 'een opvallende verschijning, stoer, lang, blond, met lichtblauwe ogen, die voortdurend naar boven keken, zodat zijn blik voortdurend het licht van de hemel Scheen te weerkaatsen. ' Zijn leven lang heeft Jongkind aan waardering en toegenegenheid geen gebrek gehad. Zijn tijdgenoten noemden hem 'de Claude Lorrain van het wintergezicht' en 'de moderne schildervorst van het landschap'. De befaamde dichter Charles Baudelaire sprak van' de zuivere Hollandse schilder.

In 1845 vestigde Jongkind zich in Parijs, waar hij een atelier betrok op de place Pigalle in Montmartre. Tijdens de Duitse bezetting van Parijs in 1870 dook hij zes maanden onder zonder zich ook maar een moment op straat te durven begeven. Na zijn vestiging in Frankrijk, zijn tweede vaderland, bracht hij tot zijn vijftigste regelmatig bezoeken aan Nederland. Jongkind legde zich volledig toe op landschappen en werkte direct naar de natuur. Jongkind was een gangmaker van het impressionisme. Hij speelde met licht en atmosfeer.

Jongkind
Jongkind in 1867

'Hij verdiepte zich niet al te zeer in het doel en de betekenis van zijn aards bestaan' schreef M.F.Hennes in een monografie over Jongkind. 'Hij bekommerde zich weinig om wat er om hem heen ge beurde, buiten de grenzen van zijn vak. Hij vagebondeerde door het leven als een zeeman die aan de wal passagiert’.

Zijn moeizame rondzwervingen door Frankrijk (Normandiê, Bretagne, Marseille) die gepaard gingen met veel wanhoop, angsten en crises – hij kwam in de greep van absynth (alcoholverslaving) en raakte half verlamd -eindigden in Cote-Saint-André. Als zijn vriend Rochussen er geen melding van had gemaakt in Eigen Haard, zou zijn overlijden aan de waarneming van de Nederlanders zijn ontsnapt. Op zijn graf staat Jean Baptiste Jongkind.

Jongkinds schilderijen zijn aanwezig in Amsterdam (Rijksmuseum en Stedelijk Museum), Den Haag (Gemeentemuseum), Leiden (Lakenhal), Dordrecht, Antwerpen (Museum voor Schone Kunsten) en Brussel (Museum voor Schone Kunsten