Uit De Geestmolen van juni 1996 door Kees Komen

Bloemaertlaan

De naam Bloemaertlaan is door de gemeentelijke straatnaamcommissie vastgesteld op 6 augustus 1959. Abraham Cornelisz. Bloemaert, schilder, tekenaar en houtsnijder, werd Kerstmis 1564 als zoon van een bouwmeester in Gorkum geboren. Hij overleed in Utrecht op 27 januari 1651. Bloemaert schilderde bijbelse en mythologische taferelen en genrestukken, voorts landschappen en stillevens. In zijn woonplaats Utrecht kreeg hij lessen van zijn vader Cornelis Bloemaert en van de vrijwel onbekende Gerrit Splinter.

Bloemaert woonde van 1580 tot 1583 in Parijs, waar hij gewerkt heeft bij Jean Bassot en Hieronymus Francken. Hij verruilde Parijs voor Fontaineau en keerde vervolgens naar Utrecht terug, waar hij woonachtig bleef, met uitzondering van de jaren 1591 tot 1593, die hij in Amsterdam doorbracht.

Zeer recent is bij een opgraving het huis van Bloemaert in Utrecht teruggevonden, inclusief het houten speelgoed van zijn kinderen.

In 1611 was Bloemaert medeoprichter van het Utrechtse schildersgilde, waarbij hij in 1618 de functie van deken bekleedde. Hij wordt de vader van de 17e-eeuwse Utrechtse School genoemd Als katholiek schilder genoot hij de bijzondere belangstelling van het bisdom Utrecht. Hij had talloze latere meesters als leerling, onder wie Gerard en Willem van Honthorst, Jan Baptiste Weenix, Hendrik ter Bruggen en Jan van Bijlert. Ten behoeve van zijn leerlingen stelde hij een 'Teeken-boeck' samen, dat vele herdrukken beleefde.

Bloemaerts tekeningen gaven aan onder anderen Bendrick Goltzius en Jan Saenredam de inspiratie om er gravures van te maken. Voor de Zuiderkerk in Amsterdam ontwierp hij een gebrandschilderd raam. Het ontwerp is bewaard gebleven, het raam is helaas vernietigd Ook heeft hij patronen getekend voor tapijten in het slot Frederiksborg in Kopenhagen.

Bloemaert heeft zich laten kennen als een echte 'maniërist', maar wist door zijn uiterst buigzaam talent daaraan te ontgroeien. Het maniërisme was gebaseerd op de stelling, dat een schilderij de bezoeker meer aanspreekt wanneer hem het thema niet ogenblikkelijk opvalt. De stijl was overwegend op uiterlijk effect gebaseerd, en een vorm van technisch vertoon. Na de terugkeer van Gerard van Honthorst uit Rome nam Bloemaert van Honthorst ook nog iets over van het 'Carnvaggisme' (sterke licht-donker- effecten).

In de geest van het maniërisme schilderde hij ondermeer 'De prediker Johannes de Doper' (rond 1600). Het schilderij is in het bezit geweest van ene Hendrik Houmes in Medemblik en ene Anthony Rok in Hoorn, voordat het in 1950 naar het Rijksmuseum in Amsterdam ging.

Werk van Bloemaert wordt geconserveerd in ondermeer het Rijksmuseum in Amsterdam, het Mauritshuis in Den Haag, het Centraal Museum in Utrecht en het Frans Halsmuseum in Haarlem. Het Centraal Museum organiseerde in het voorjaar een Bloemaert- tentoonstelling onder de titel 'Het huis van Bloemaert'. Daar waren naast de werken van de schilder ook de vondsten uit diens vroegere woning uitgestald

Ook de zonen van Bloemaert" Adriaen, Cornelis, Hendrick en Frederik, wijdden zich aan de kunst: zij waren schilders en graveurs.